‘Samen maken we het verschil’
Documentairemaker Jessica Villerius duikt voor haar documentaires in de bijzondere levens van anderen en weet daarmee te ontroeren, informeren en verbinden.
Docu’s waarin veel aandacht is voor de innerlijke mens en mentale gezondheid. Zelf is Jessica ook bekend met de wereld van de psychologie, onder andere door haar studie Psychopathologie, maar ook door eigen ervaring. “Ik zou wel van de daken willen schreeuwen dat het goed is om naar de psycholoog te gaan.”
Het afgelopen jaar was een intens jaar, de documentaire over de Kinderen van Ruinerwold verscheen, waarvoor je ook een Gouden Televizier-ring won. Maar ook de voorlopige vrijlating van Clinton Young die je volgde voor de documentaire ‘Deal met de Dood’ over de dodencel in Amerika. Hoe kijk je terug op dit jaar?
“Het lijkt wel alsof alles waar we vijftien jaar aan hebben gewerkt ineens samen is gekomen. Het is een ontroerend en emotioneel jaar geweest, met veel momenten van: ‘gebeurt dit nou echt?’ De Televizier-ring is natuurlijk een mooie bekroning op het werk dat we doen, maar voor mij gaat het veel meer over de waardering die we voor ons werk krijgen. Dat is het afgelopen jaar nog meer zichtbaar geworden. En niet alleen voor de documentaire over de Kinderen van Ruinerwold. Mijn mailbox is overspoeld met mails van mensen die bijvoorbeeld schrijven dat ze mijn werk al volgen sinds 2008. Emotionele berichten. Zo schreef een vader dat hij een documentaire van mij had gezien over eetstoornissen, een mentale kwetsbaarheid waar zijn dochter mee worstelt. Hij realiseerde zich dat het gedrag van zijn dochter voorkomt uit een laag zelfbeeld en dat ze daarom niet goed eet. Hij vertelde dat hij door de documentaire nu wist hoe hij haar daarop kon aanspreken, zonder haar te kwetsen. Het zijn dit soort berichten waardoor je je bewust wordt van de impact die je kunt maken. Ik had nooit verwacht dat die zo groot was. Ik wist wel dat onze films indruk maken op veranderingsniveau, onder andere doordat er Kamervragen over worden gesteld. Maar afgelopen jaar werd dit ineens heel concreet zichtbaar.”
Wat doet zo’n reactie van een kijker met je?
“Het is indrukwekkend, je wordt je heel bewust van je rol. Maar het maakt daarnaast ook nederig, dat ik denk ‘oh wat te gek dat we dit voor elkaar hebben gekregen!’ Voor mij is het altijd belangrijk dat we impact maken met onze documentaires. Als we daar dan een concreet bewijs van krijgen door middel van een reactie, is dat heel mooi en ontroerend. Het lijken misschien kleine berichtjes van mensen die ons laten weten hoe we ze hebben geraakt, geïnformeerd of tot actie hebben aangezet, maar het zijn wel die berichten waardoor ik met tranen in mijn ogen achter mijn laptop zit.
Ik realiseer mij op dat soort momenten ook dat dit allemaal niet zou kunnen gebeuren als mensen zich niet zo kwetsbaar naar mij zouden openstellen, als we ze filmen. Ik heb bij deze reacties dan ook vaak een full circle gevoel. Dat iemand de stap heeft gezet om zijn verhaal te vertellen en daarmee iemand anders helpt. Ik stuur de berichtjes, met toestemming, ook altijd door aan degene die mee heeft gewerkt aan de documentaire. Zo blijven we elkaar voeden met noodzaak en inspiratie.”
De onderwerpen die in de documentaires voorbijkomen, onder andere over anorexia en death row, zijn beladen onderwerpen. Waarom behandel je juist deze onderwerpen in de documentaires?
“De onderwerpen raken mij, zowel emotioneel als op vechtlust niveau. Als dat gebeurt dan denk ik dat het anderen mogelijk ook zou kunnen raken, en dat is gelukkig ook altijd zo. Bij de verhalen die we behandelen wil ik weten wat eraan vooraf is gegaan, hoe het verder gaat. Ik probeer altijd onderwerpen te behandelen die de maatschappij kunnen dienen en voor verandering kunnen zorgen als we daar iets moois over maken.”
Hoe is het voor jou om hierover documentaires te maken?
“Qua zwaarte kan ik zeggen dat dat nooit went. En als het zou gaan wennen, dan denk ik dat ik er echt mee moet gaan stoppen. Ik vind dat een onderwerp je moet blijven raken, anders kun je het verhaal ook niet goed overbrengen op beeld. Maar ik kan niet ontkennen dat het zwaar is, het is hartstikke zwaar. Daar kies ik ook zelf iedere keer opnieuw voor. Op de redactie roep ik ook weleens: ‘waarom zijn we hieraan begonnen!’ Tegelijkertijd is het dankbaar werk en ben ik ook dankbaar dat ik de verhalen van anderen mag vertellen. Op het moment dat wij impact maken met een documentaire dan brengt mij dat heel veel voldoening. Ik wil mijzelf altijd graag nuttig maken, mijn talenten inzetten voor een goed doel en het verschil maken. Daarom toets ik ook de hele dag mijn intenties bij mijzelf, mijn collega’s en bij professionals. Of ze zuiver zijn, of ik ze goed gebruik en juist en tijdig inzet. Zodat we die impact kunnen bereiken. Als laatste zou ik zeggen dat mijn werk mij ook veel geluk brengt. Ik kan echt gelukkig worden als ik bijvoorbeeld van de kinderen van Ruinerwold een appje krijg dat hen iets is gelukt voor de eerste keer: een rijbewijs gehaald of een traject met de psycholoog is afgerond. En dat komt niet door mij, maar ik heb wel een klein stukje mogen bijdragen aan hun geluk door een geheim van hun schouders te halen. Dus ja, het werk is zwaar, maar brengt mij ook veel.”
Als je kijkt naar de documentaires die je hebt gemaakt, welke documentaire heeft een speciale betekenis?
“Dan denk ik toch meteen aan de documentaire over de Kinderen van Ruinerwold, waarbij ik echt werd teruggeworpen op mijzelf. Ik heb tijdens het filmen met zoveel ethische kwesties en beslissingen te maken gekregen, en daar ben ik rustig onder gebleven, terwijl de druk hoog was. Ik had daarbij gemakkelijk een verkeerde beslissing kunnen maken, omdat alles zo onder een vergrootglas lag en iedereen het verhaal van de kinderen wilde hebben. Voor deze documentaire heb ik mijzelf ook een beetje geïsoleerd en geen steun gezocht bij anderen. De informatie over de kinderen was letterlijk geld waard en ik wilde niemand daarmee belasten. Ik heb echt vertrouwd op mijn professionaliteit, maar ook op die van anderen, zoals psychologen en advocaten. De documentaire heeft voor mij bevestigd wat voor een maker ik ben. Ik hoopte altijd dat ik een maker was die de juiste keuzes zou maken, dat ik niet opportunistisch zou worden, en dat heb ik aan mijzelf bewezen. De documentaire heeft mij veel zelfvertrouwen gegeven.”
Je bent zelf een voorvechter van het weghalen van stigma rondom psychische gezondheid. Er zit onder andere ook een psycholoog in jouw team, waarom is dit voor jou belangrijk?
“Ik heb een psycholoog in mijn team die voor iedereen op afroep beschikbaar is. Zowel voor werk- als privé gerelateerde zaken. Ik vind het belangrijk dat wij als team fit zijn, ook mentaal. Ik zou niet willen dat mijn collega’s onderdoor gaan aan het werk dat we doen, waarbij we te maken hebben met beladen verhalen en mensen helpen. Daarvoor moet je stabiel zijn. Zelf praat ik ook geregeld met professionals over wat het werk met mij doet. Als documentairemaker kan ik mijn werk met vrijwel niemand delen omdat ik met kwetsbare verhalen werk. Als ik overloop dan ga ik naar de psycholoog en gooi ik alles eruit.
Daarnaast is de psycholoog voor veel mensen best een grote stap en dat heb ik vanaf het begin willen normaliseren en toegankelijk willen maken voor mijn collega’s. Het is heel normaal als je psychologische hulp krijgt, ik zie dat als een soort onderhoud voor je ziel. Ik vind dat je voor je mensen moet zorgen, en voor mij hoort daar ook psychische zorg bij.”
Heeft zorgen voor anderen er altijd al bij je ingezeten?
“Ja, van jongs af aan. Ik vond recent een oud schoolrapport terug en daar had een juffrouw ingeschreven: ‘Jessica wil het liefst de wereld verbeteren, maar ze moet nog leren dat dat niet kan.’ Als kind wilde ik al mensen helpen en mijn steentje bijdragen aan de wereld. Dat zinnetje uit het rapport kwam in mijn hoofd voorbij toen ik in het vliegtuig zat naar Clinton, die net voorlopig was vrijgelaten. Ik realiseerde me dat ik wel een klein deel van de wereld kan verbeteren, al is het maar alleen voor iemand zoals Clinton.”
Je hebt zelf ook te maken gehad met een mentale kwetsbaarheid in je jeugd, kun je meer vertellen over jouw herstel?
“Laat ik beginnen met zeggen dat ik mijn herstel niemand zou aanraden, want ik heb het helemaal zelf gedaan. Ik was jong toen ik ziek werd, op mijn vijftiende kreeg ik een eetstoornis. Van mijn vijftiende tot mijn vijfentwintigste heb ik daarmee geworsteld. Met vallen en opstaan ben ik voorzichtig hersteld.
In mijn tijd, ik ben nu veertig, was de GGZ nog niet zo ingericht zoals het nu is. Er was weinig bekend over eetstoornissen. Daarnaast zat ik ook met een therapeut om tafel die niet op mij aansloot. Hij dacht dat ik een kwetsbaarheid rondom eten had omdat ik dunner wilde worden. Dat was destijds de algemene gedachte. ‘Want je ziet er toch prima uit en hoeft niet af te vallen’, kreeg ik dan te horen. Ik kreeg het niet uitgelegd dat het voor mij geen keuze was, maar dat het een dwanggedachte was. Ik voelde me daar alleen in. Doordat ik niet de juiste zorg heb gezocht en gekregen, heeft mijn herstel tien jaar geduurd.
Ik heb daarbij wel hulp gehad uit mijn directe omgeving, en heb na jaren ingezien dat ik controle heb over mijn eetstoornis en niet andersom. Dat heb ik lang niet gedacht, maar ik heb geleerd dat ik uiteindelijk degene ben die de dwanggedachte kan stoppen. Later voor mijn werk, toen ik in therapie ging en met professionals in aanraking kwam, heb ik geleerd waar mijn eetstoornis vandaan komt. Een eetstoornis kan iedereen overkomen, en het overkomt vaak mensen die heel creatief, empathisch en gevoelig zijn. Karakteristieken die ik allemaal bezit en nu ook allemaal omarm.”
Wat zou je iemand die in eenzelfde situatie zit als tip geven?
“Weet dat je niet wordt gedefinieerd door een eetstoornis of andere mentale kwetsbaarheid en dat je je daar nooit voor hoeft te schamen. Mijn eetstoornis is niet wie ik ben, maar iets dat ik heb gehad. Het is een onderdeeltje van mij dat ik koester en waar ik heel lief voor ben op momenten dat het opkomt. Ik zorg voor onderhoud en schakel tijdig een professional in als het nodig is. Dat is het ook iets waar ik me helemaal niet voor schaam. Ik wil het van de daken schreeuwen hoe goed het is om een psycholoog te hebben die constateert hoe het met je gaat.
Ik probeer mensen dan ook altijd te motiveren om zelf hulp te zoeken. Samen kom je veel verder en als je merkt dat je niet alleen bent, dan kun je ook sneller stappen maken. Mij heeft het veel te veel tijd gekost, maar ook heel veel verdriet voor mijzelf en de mensen om mij heen. Want die hebben het moeten aangezien en dat had ik iedereen heel graag bespaard.”
‘Vallen en weer opstaan’ staat in het teken van onder andere hoop. Waar haal jij hoop uit?
“Ik haal hoop uit de kracht van verbinding. Als ik zie hoe kijkers zich verbinden met elkaar, bijvoorbeeld op de socials, dat geeft zoveel hoop. Kijk bijvoorbeeld naar Clinton, die heeft zijn eigen foundation naar aanleiding van de film. Kijkers hebben zich daarbij verenigd en zorgen er nu voor dat hij een leven kan opbouwen. Maar ook de vrienden van de Kinderen van Ruinerwold hebben een stichting opgezet om hen een nieuwe start in het leven te geven. Ik geloof heel erg in de kracht van verbinding. Je hebt de kracht van het collectief nodig om iets in werk te stellen en bergen te kunnen verzetten. Samen maken we het verschil.”
Foto gemaakt door: ©Alek